Tip je een vriend of vriendin!

E-mailadres(sen) van vriend(en)


Jouw Email-adres


BuiltWithNOF
De weg tot inzicht

 De weg tot inzicht in hogere werelden

Voorwaarden

Is een weg via persoonlijke ontwikkeling en het verruimen van het bewustzijn.

De voornaamste blokkades op de weg zijn kritiek en (voor)oordeel.

In onze huidige beschaving hebben wij aan kritiek oftewel het zelfbewuste menselijke oordeel de grootte van onze cultuur te danken. Beproef alles en het beste blijft.

Het pad van innerlijke groei is het pad van eerbied. De devotie voor waarheid en inzicht. Men kan alleen een ware geestelijke groei doormaken via deemoed. Een echt weten kan alleen bemachtigd worden, als je geleerd hebt, een diep respect te hebben voor dit weten.

Als wij niet een diepzinnig gevoel in onszelf kunnen ontwikkelen, dat er buiten onszelf iets hogers bevind dan dat wij zijn, zullen wij ook niet de kracht kunnen vinden om onszelf tot iets hogers te ontwikkelen.

Wie zich innerlijk wil ontwikkelen, moet overal in zijn omgeving, in zijn belevenissen datgene opzoeken, wat hem bewondering en eerbied afdwingen kan.

Een ieder die deze weg reeds heeft begaan, weet wat voor een kracht de omstandigheden hem hebben gegeven, dat ze steeds weer in alle dingen het goede hebben willen zien en hun oordeel achterwege hebben gehouden. Dit moet natuurlijk in het innerlijk, in de gedachtewereld plaatsvinden en niet alleen in de uiterlijke houding.

Elke keer als je de tijd neemt, om gewaar te worden wat er zich in jezelf bevindt aan afkeuring en kritisch oordelen over de wereld en het leven, brengt je tot inzicht in hogere kennis. En we zullen snel opstijgen, als we op zulke momenten ons bewustzijn vullen met gedachten van bewondering, aandacht en eerbied tegenover de wereld en het leven. In zo’n ogenblik worden er in de mens krachten opgewekt die anders sluimerend blijven. Het is dit waardoor bij de mens het geestesoog wordt geopend.

Innerlijke rust

Wie streeft naar geestelijk inzicht wordt eerst van al gewezen op het pad van de eerbied en op de ontwikkeling van het innerlijke leven.

Een van de eerste regels om dit pad te betreden kan zijn: Schep voor jezelf ogenblikken van innerlijke rust en leer in deze ogenblikken het wezenlijke van het onwezenlijke te onderscheiden. Voor iedereen staat deze weg tot inzicht in hogere werelden open, die dit streng opvat en een ernstig willen in zich heeft.

In deze momenten moet men het dagelijkse leven volledig buiten leren sluiten en met iets compleet anders bezig kunnen zijn. Dit betekent niet dat dit andere niet in verband staat met dat dagelijkse leven. Zelfs integendeel; de mens die deze ogenblikken op de juiste wijze zoekt, zal spoedig bemerken dat hij hierdoor de volle kracht voor zijn dagelijkse bezigheden ontvangt. Hij zou kunnen leren om in deze momenten zijn vreugde, lijden, zorgen, zijn ervaringen, zijn daden voor zijn ziel voorbij te laten trekken. En hij zou zich daarbij zo in kunnen stellen, dat hij dit alles, wat hij anders beleefd, vanuit een hoger gezichtspunt aanschouwt. Met de innerlijke rust van een beoordelaar moet hij zichzelf tegemoet treden. Kan hij dit, dan laten de eigen ervaringen zich in een ander licht bezien. Komt men in de innerlijke rust van het overzicht, dan zondert zich het wezenlijke van het onwezenlijke af.

Ieder mens draagt naast zijn allerdaagse mens een hogere mens in zich, die zolang verborgen blijft totdat hij gewekt wordt. En een ieder kan deze mens alleen zelf in zich wekken. De mens begint zijn levensschip een zekere gestage vaart te geven in de golven van het leven, terwijl hij eerder door deze golven heen en weer werd geslagen. De mens beslist nu zelf hoe de indrukken uit de buitenwereld op hem mogen inwerken.

Deze hogere mens wordt nu de innerlijke heer. Zolang de allerdaagse mens de overhand en leiding heeft, is deze hogere mens zijn slaaf en kan hij zijn krachten niet ontvouwen. Hangt het van iets anders af dan van mijzelf, of ik mij erger of niet. Dan ben ik niet meester over mijzelf, oftewel ik heb de meester in mijzelf nog niet gevonden.

Hiermee is maar een kant van de innerlijke ontwikkeling beschreven. Als de mens als een vreemde tegenover zichzelf staat, beziet hij dus alleen zichzelf. Hij moet hier bovenuit komen. Hij moet uitstijgen naar een rein menselijke, dat niet meer met zijn bijzondere lagen te maken heeft. Daardoor begint in hem te leven, dat boven het persoonlijke uitstijgt. Hij richt daarmee de blik in hogere werelden. De rustige aanschouwelijkheid in het innerlijk, de tweespraak met de puur geestelijke wereld vult zijn hele ziel op. Hij is nu helemaal in een gedachtewereld verzonken. Hij moet voor deze stille gedachtebezigheden een levend gevoel ontwikkelen. Hij moet leren liefhebben wat daar geestelijk naar hem toestroomt. Spoedig zal hij dan onderkennen dat deze gedachtewereld niet onwerkelijker is dan de dingen van alledag. Hij begint te ontdekken dat uit deze gedachtewereld zich leven gaat uitspreken. Door deze gedachtewereld hoort hij verborgen wezens tot hem spreken.

Dit leven in gedachten noemt de gnosis meditatie, oftewel beschouwelijk nadenken. Deze meditatie is het middel tot bovenzinnelijk inzicht. De mens wordt door deze meditatie integendeel wereldvreemd. Hij leert juist inzien dat de geringste handeling die hij moet volbrengen, de kleinste ervaring die hij beleeft, in verband staat met de grote wereldgeesten en wereldgebeurtenissen. Zo is de meditatie de weg, die de mens tot inzicht, tot het aanschouwen van zijn eeuwige, onverstoorbare wezenskern leidt.

In de juiste meditatie opent zich de weg tot inzicht in hogere werelden. Als drie trappen kunnen de middelen der geestelijke scholing beschreven worden:

1. De voorbereiding. Deze ontwikkelt de geestelijke zintuigen.

2. De verlichting. Deze ontsteekt het geestelijke licht.

3. De Inwijding. Deze opent het verkeer met de hogere geestelijke wezens.

De trappen van inwijding

De voorbereiding

De voorbereiding bestaat uit een heel bepaalde verzorging van het gevoel- en gedachteleven. Door deze verzorging worden het zielenlichaam en geesteslichaam met hogere zinwerktuigen en actieve organen uitgerust, zoals de natuurkrachten het fysieke lichaam uit ongevormde, levende materie hebben uitgerust met organen.

Een begin moet worden gemaakt door de aandacht van de ziel te richten op bepaalde processen in de ons omringende wereld. Zulke processen zijn enerzijds het ontkiemende, groeiende en gedijende leven en anderzijds alle verschijnselen die met uitbloeien, verwelken, afsterven te maken hebben. Waarheen de mens haar blik ook laat gaan, overal zijn zulke processen tegelijkertijd aanwezig. En overal roepen ze natuurlijkerwijs ook gevoelens en gedachten in hem op. Eerst dien je de dingen zo levendig, zo precies mogelijk waarnemen, pas dan geef je je over aan de gevoelens, aan de gedachten die in de ziel opwellen. Waar het om gaat is dat je, in volledig innerlijk evenwicht, de aandacht richt op beide aspecten. Uit de gevoelens en gedachten die zo ontstaan, worden de helderziende organen opgebouwd. Wie dikwijls de aandacht heeft gericht op het proces van ontstaan, gedijen en bloeien, zal iets voelen dat in de verte lijkt op de ervaring van een zonsopgang. En het proces van verwelken, van afsterven roept een ervaring op die te vergelijken is met het langzaam opkomen van de maan. Voor iemand die zich steeds weer doelbewust aan zulke gevoelens overgeeft, opent zich een nieuwe wereld. De zielenwereld, het zogenaamde astrale plan, begint voor hem op te lichten. Groeien en vergaan zijn voor hem niet meer feiten die zulke onbestemde indrukken op hem maken als voorheen. Ze vormen zich nu tot geestelijke lijnen en figuren waarvan hij het bestaan eerder niet vermoedde. Twee leerlingen die zich beiden op de vereiste trap van geestelijke ontwikkeling bevinden, zullen bij dezelfde processen altijd dezelfde lijnen en figuren zien. Wanneer de leerling zo ver is dat hij geestelijk gestalten kan zien van verschijnselen die tevens voor het fysieke oog waarneembaar zijn, dan heeft hij ook bijna het niveau bereikt waarop hij dingen kan zien die geen fysiek bestaan hebben. Wat de dingen betekenen moet hij niet met zijn speculerende verstand willen uitmaken, hij moet het zich door de dingen zelf laten zeggen.

Verder is van groot belang wat de geesteswetenschap de oriëntatie in de hogere werelden noemt. Die bereikt men wanner men geheel en al doordrongen is van het bewustzijn dat gevoelens en gedachten werkelijke feiten zijn, net als tafels en stoelen in de fysiekzintuiglijke wereld.

Verder dient de leerling aandacht te schenken aan de wereld van de klanken. Hij moet beginnen met de klanken die door levende wezens (dieren of mensen) worden voortgebracht. Wie een schreeuw van een dier hoort, zal behalve een gevoel, ook nog de uitdrukking bespeuren van een innerlijke beleving van het dier, van lust of onlust. Bij de laatste soort klanken moet worden begonnen. De leerling moet er al zijn aandacht op richten dat door die klank iets verkondigd wordt wat buiten zijn eigen ziel ligt. Hij moet zich in dat vreemde verdiepen. Hij moet zijn gevoel innig verbinden met de pijn of lust die door de klank wordt uitgedrukt. Wie zulke oefeningen stelselmatig en bewust uitvoert, zal zich daardoor het vermogen eigen maken als het ware samen te vloeien met het wezen dat de klank voortbrengt. Wie de weg van geestelijke scholing gaat, moet de hele natuur op deze wijze leren ervaren. Daardoor ontkiemt er in zijn gevoel- en gedachtewereld een nieuw vermogen. De hele natuur begint de mens door haar klanken geheimen toe te fluisteren. Geluiden die de ziel eerst niet kon begrijpen, worden tot een zinvol spreken van de natuur. Hij gaat horen met de ziel.

Voor de innerlijke scholing is de manier waarop de leerling naar andere mensen luistert als zij spreken uiterst belangrijk. Hij moet er een gewoonte van maken dat zo te doen dat zijn eigen innerlijk daarbij volkomen zwijgt. Ook kan de leerling onmetelijk veel van kinderen leren. Zo komt de leerling ertoe de woorden van een ander volledig onzelfzuchtig aan te horen, met totale uitschakeling van de eigen persoon, de eigen mening en gevoelsaard. Wie zich op die wijze oefent in kritiekloos luisteren, leert langzamerhand volledig te versmelten met het wezen van de ander, helemaal op te gaan in het andere wezen. Wanneer deze oefeningen in combinatie met de andere worden gedaan die zijn aangegeven over het klinken in de natuur, dan groeit er in de ziel een nieuw zintuig, een nieuw gehoor. De waarneming van het ´innerlijk woord´ ontwaakt. Het zijn niet zomaar woorden, het zijn levende krachten. En terwijl je de woorden van een leraar volgt, terwijl je een boek leest dat is voortgekomen uit werkelijke innerlijke ervaring, werken er krachten in je ziel, die je op dezelfde manier helderziend maken als de natuurkrachten uit levende stof je ogen en oren hebben gevormd.

De verlichting

De verlichting gaat uit van heel eenvoudige oefeningen. Het eerste begin wordt gemaakt door op een bepaalde manier verschillende wezens in de natuur te beschouwen, bijvoorbeeld: een doorzichtig mooi gevormde steen (kristal), een plant en een dier, en wel als volgt. De gedachten die hier worden aangegeven, moeten vergezeld van levendige gevoelens door de ziel trekken. Geen enkele andere gedachte, geen enkel ander gevoel mag zich daar in mengen en de intensieve, aandachtige beschouwing storen. Je houdt je voor: ‘De steen heeft een vorm; het dier heeft ook een vorm. De steen blijft in rust op zijn plaats. Het dier verandert van plaats. Het is de drift (de begeerte) die het dier ertoe brengt van plaats te veranderen. En de driften zijn het ook waaraan de vorm van het dier dienstbaar is. De organen, de werktuigen van het dier zij gevormd in overeenstemming met die driften. De vorm van de steen is niet het werk van begeerten, maar van begeerteloze kracht. Door ons intensief in deze gedachten te verdiepen en daarbij met geconcentreerde aandacht steen en dier te bekijken, komen er in de ziel twee heel verschillende gevoelens tot leven. Vanuit de steen stroomt het ene gevoel, vanuit het dier het andere gevoel in onze ziel.

Uit deze gevoelens en de daarmee verbonden gedachten vormen zich organen van helderziendheid. Zodra dan ook de plant in de beschouwing wordt betrokken zal men merken dat het daarvan uitgaande gevoel, naar zijn aard en intensiteit, het midden houdt tussen wat als gevoel van de steen en wat van het dier uitstroomt. De organen die zich op deze wijze vormen zijn geestesogen. Heeft de mens zich eenmaal het vermogen eigen gemaakt met ‘geestesogen’ te zien, dan ontmoet hij ook na kortere of langere tijd de genoemde wezens die nooit de fysieke wereld betreden, wezens die hoger en deels ook lager staan dan de mens.

Het is noodzakelijk dat iemand die een geestelijke scholingsweg gaat, niets verliest van zijn goede, edele eigenschappen als mens en ontvankelijk blijft voor de volle fysieke werkelijkheid. Niemand mag door zijn innerlijke scholingsweg op stel en sprong iets in zijn uiterlijke omstandigheden veranderen. Wie werkelijk resultaat wil, moet geduld hebben.

Beheersing van gedachten en gevoelens.

De krachten en vermogens die de leerling moet ontwikkelen zijn aanvankelijk heel subtiel. Velen verlaten het pad naar geestelijke kennis spoedig nadat zij het hebben betreden, omdat hun vorderingen niet dadelijk merkbaar voor hen zijn. Moed en zelfvertrouwen zijn de twee lichten die op de weg naar geestelijk inzicht nooit mogen doven. Het moet duidelijk zijn dat de gevoelens en gedachten die ieder mens voortdurend heeft het uitgangspunt vormen en dat hij deze gevoelens en gedachten alleen een andere richting dient te geven dan hij gewoonlijk doet. Het gaat erom dat hij beseft: in mijn eigen gevoelens en gedachten liggen de hoogste geheimen verborgen – ik heb ze tot nu toe alleen nog niet waargenomen. Wie de geestelijke scholingsweg gaat, wordt zich bewust van ziel en geest, zoals ieder mens zich bewust is van zijn lichaam. Daarom is het noodzakelijk dat wij onze gevoelens en gedachten de juiste richting geven. Dan ontwikkelen we de zintuigen voor wat in het gewone leven onzichtbaar is.

De inwijding.

Praktische gezichtspunten

Wanneer de mens de scholing van zijn gevoelens, gedachten en stemmingen doormaakt dan brengt hij in zijn ziel en in zijn geest een soortgelijke ordening tot stand als de natuur in zijn fysieke lichaam heeft gedaan. Vóór deze scholing zijn ziel en geest ongestructureerde massa´s. Na de scholing vertonen ziel en geest een regelmatige bouw. Hierdoor komt de mens tot hogere inzichten.

Hieronder zal nog wat preciezer worden ingegaan op enkel praktische gezichtspunten die behoren bij de hogere scholing van ziel en geest.

Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de ontwikkeling van het geduld. Iedere opwelling van ongeduld werkt verlammend, zelfs dodelijk op de hogere vermogens die in de mens sluimeren. Tevredenheid met het geringste dat is bereikt, kalmte en gelijkmoedigheid moeten steeds meer bezit nemen van de ziel. Alleen wanneer de mens zich steeds opnieuw overgeeft aan een heel bepaalde gedachte en zich die helemaal eigen maakt, bereikt hij iets. Deze gedachte is: ´Ik moet weliswaar alles doen aan de ontwikkeling van mijn ziel en geest; maar ik zal in alle rust wachten tot ik door hogere machten waardig wordt bevonden voor een bepaalde verlichting.` Wordt deze gedachte zo krachtig in een mens dat ze tot een karaktereigenschap van hem wordt, dan is hij op de juiste weg. Tot in het uiterlijke gedrag drukt die karaktereigenschap zich uit. De blik wordt rustig, de bewegingen zeker, de besluiten kordaat, en alles wat nervositeit wordt genoemd, valt langzaam maar zeker van hem af.

Geduld trekt de schatten van het hogere weten aan. Ongeduld stoot ze af. Eerst van al moeten verlangen en begeerte zwijgen. Wie het wil bezitten omwille van zichzelf verkrijgt het nooit. Hij moet zijn eigen fouten, zwakheden en gebreken met innerlijke waarachtigheid onder ogen zien. Op ieder moment dat je een van je zwakheden voor jezelf verontschuldigt, heb je een steen gelegd op de weg die je omhoog dient te voeren. Zulke stenen kun je alleen uit de weg ruimen door zelfkennis te oefenen. Er is maar een weg om fouten en zwakheden te overwinnen en die is: ze werkelijk te leren kennen.

Iedere vorm van nieuwsgierigheid dient bij de innerlijke scholing te worden afgelegd. De mens zou alleen moeten vragen naar wat kan bijdragen aan de vervolmaking van zijn eigen wezen ten dienste van de ontwikkeling.

In het bijzonder is het bij de innerlijke scholing noodzakelijk dat wij onze wensen leren hanteren. Dat wil niet zeggen dat we niets meer mogen wensen. Want wil er iets door ons bereikt worden, dan moeten we dat toch ook wensen. En een wens zal altijd in vervulling gaan als er een heel bijzondere kracht achter staat. Deze kracht komt voort uit het juiste inzicht. Koester geen enkele wens voordat je hebt ingezien wat voor een bepaald gebied juist is. Een wijs mens leert eerst de wetten van de wereld kennen, dan worden zijn wensen tot krachten die zich verwerkelijken. Hij moet vreugde en overgave putten uit het leren zelf. Want alleen daardoor leert hij de betreffende wens zo in zich te dragen dat deze zijn eigen vervulling insluit.

Wanneer ik woedend ben of mij erger, richt ik een wal op in de zielenwereld om mij heen, en de krachten die mijn zielenogen moeten ontwikkelen, kunnen niet tot mij doordringen. De aanleg tot dat oog is in ieder mens aanwezig. Het blijft inactief zolang iemand in staat is zich te ergeren.

Andere eigenschappen die net zo bestreden moeten worden als woede en ergernis, zijn bijvoorbeeld bangelijkheid, bijgeloof en geneigdheid tot vooroordeel, ijdelheid en eerzucht, nieuwsgierigheid en nodeloze mededeelzaamheid, discriminatie van mensen naar uiterlijke kenmerken als rang, geslacht of afkomst, enzovoort.

Ook alles wat iemand zegt zonder het grondig in zijn gedachten te hebben gelouterd, werpt een steen op zijn innerlijke weg. Als iemand bijvoorbeeld iets tegen mij zegt en ik daarop moet antwoorden, dan moet ik mijn best doen aan de mening, het gevoel, ja het vooroordeel van de ander meer aandacht te schenken dan aan wat ikzelf op dat moment te zeggen heb over het onderwerp. Hiermee wordt gewezen op een subtiel tactgevoel, waaraan de leerling zich met zorg dient te wijden. Hij moet zich een oordeel eigen maken in hoeverre het voor de ander van betekenis is wanneer hij zijn eigen mening tegenover die van een ander zet. In zo´n geval komt er steeds een bepaalde gedachte in de leerling op; en hij is op de goede weg wanneer die gedachte zo in hem leeft dat ze een karaktereigenschap is geworden. Deze gedacht is: ´Waar het omgaat is niet dat ik een andere mening heb dan de ander, het gaat erom dat de ander in zichzelf het juiste vindt, wanneer ik er iets toe bijdraag.´ Dergelijke gedachten maken het karakter en de handelwijze van de leerling wordt overstraald door mildheid, die een van de belangrijkste middelen van alle innerlijke scholing is. Hardheid verjaagt de zielenbeelden uit je omgeving die je zielenoog moeten wekken; mildheid ruimt de hindernissen op en opent je organen.

En met de mildheid zal zich weldra een andere kracht in onze ziel vormen: het rustig acht kunnen slaan op alle nuances van het zielenleven om ons heen, terwijl de eigen zielenroerselen volledig zwijgen. Is iemand zo ver, dan werken de zielenroerselen uit de omgeving zo op hem in dat de eigen ziel groeit en groeiend haar organen vormt, zoals een plant gedijt in het zonlicht.

Mildheid en zwijgzaamheid in waarachtig geduld openen de ziel voor de zielenwereld, de geest voor de geestelijke wereld. `Volhard in rust en afzondering, sluit je zintuigen voor alles wat zij je hebben verkondigd vóór je scholingsweg, breng alle gedachten tot stilstand die vroeger gewoontegetrouw in je af- en aangolfden, word helemaal stil en zwijgzaam in je innerlijk en wacht in geduld, dan beginnen hogere werelden je zielenogen en geestesoren te vormen. Als je op deze wijze enige tijd in rust en afzondering hebt doorgebracht, ga dan weer over tot je dagelijkse bezigheden, nadat je je nog diep de gedachte hebt ingeprent: eens zal mij gegeven worden wat voor mij is weggelegd, wanneer ik er rijp voor ben. En vermijd streng iets van de hogere machten naar je toe te trekken door jouw willekeur.´

Als je deze aanwijzingen na leeft, dan ontwikkel je jezelf. Doe je dat niet, dan is al je inspanning tevergeefs. Maar deze aanwijzingen zijn alleen maar moeilijk voor iemand die geen geduld en standvastigheid heeft.

Er bestaan geen andere hindernissen dan de hindernissen die ieder zichzelf in de weg legt en die ook ieder kan vermijden als hij werkelijk wil.